Abdij van Rijnsburg
Boskoop is al vanaf de middeleeuwen bekend om zijn bomen. Hoewel de naam anders doet vermoeden, is de oudste schrijfwijze van dit dorp ‘Buckiscope’ waarvan Buckis waarschijnlijk duidt op een persoonsnaam en cope op het ontginningscontract dat hij afsloot met de grondeigenaar. Door de inklinking van het veen na de ontginning, werd afwatering van het gebied al snel een probleem, zodat afwateringskanalen en sluizen rond 1500 noodzakelijk werden. In 1132 begon Petronella, weduwe van Floris II van Holland, met de bouw van een klooster, een nonnenklooster in Rijnsburg.
Het Benedictijnenklooster was uitsluitend toegankelijk voor vrouwen uit adellijke geslachten en door schenkingen en vererving uit de gegoede families groeide het gebied van de nonnen in rijkdom en macht. Tot de abdij behoorden grote boomgaarden met veel soorten fruit, omgeven door doornhagen en later rozenstruiken. Waar mannenkloosters vaak boerderijen en bierbrouwerijen herbergden om de grond te exploiteren, kozen de nonnen van Rijnsburg voor fruitkweek. De belezen nonnen brachten de veredeling door enten en de kweek van bomen naar Boskoop, waar zij de pachtboeren op hun grond stimuleerden tot het veredelingswerk en de opkweek. Een en ander, plus het feit dat de nonnen vervening van hun gronden verder verboden, is de aanzet geweest tot de boomkwekerij in Boskoop.
Bron: routeboekje Tureluren en Flierefluiten in het Groene Hart, auteur Pim Steenbergen, tekeningen Hans Ringers. Uitgever: stichting Struinen en Vorsen.
©2015 Niets van deze tekst mag geheel of gedeeltelijk vermenigvuldigd of gepubliceerd worden zonder toestemming van de uitgever en auteur.