De Tolhuissluis
De Tolhuissluis dateert van 1823 en is een initiatief van koning Willem I. De bouw had een tweeledig doel: overbrugging van het verval (hoogteverschil) tussen de hoogheemraadschappen Rijnland en Amstelland, maar veel meer nog de verbetering van de vaarweg tussen Amsterdam en Rotterdam. De Tolhuissluis maakte het mogelijk dat grotere schepen gebruik konden gaan maken van een kortere vaarroute.
Voordien voeren de vrachtschepen tussen beide steden via Leiden en over het Braassemermeer. Behalve de smalle vaarwegen Drecht en Amstel was vooral het kleine sluisje bij Bilderdam een heuse bottleneck in de verbinding. Met de nieuwe Tolhuissluis, het uitbaggeren en verbreden van Drecht en Amstel én het nieuw te graven Aarkanaal werd de vaarweg aanmerkelijk bekort.
De eerste steen voor de Tolhuissluis – of nieuwe Amstelsluis, zoals het complex ook wel wordt genoemd – werd op 18 september 1824 gelegd door toenmalig dijkgraaf Jacob de Jong. De steen is ingemetseld in het oostelijk deel van de middenmuur. Bij de sluis kwam een kleine winkel annex café. Een klein karakteristiek houten huisje dat ooit bij de sluis stond, is inmiddels verdwenen, maar verder is alles uit de beginjaren nog in tact.
Het Tolhuiscomplex ligt in de uiterste zuidwesthoek van de gemeente Uithoorn. Dat is al sinds 1864 het geval; voordien lagen de sluis en het tolhuis in de gemeente Kalslagen. Met de wijziging destijds van de provinciegrens en de opdeling van het ambacht verdween Kalslagen. De naam leeft nu nog voort in de polder die rechts van het jaagpad is gesitueerd.
Auteur Loek Hekses
©2016 Niets van deze tekst mag geheel of gedeeltelijk vermenigvuldigd of gepubliceerd worden zonder toestemming van de auteur.