De Waterkering
In de Middeleeuwen groeide de bevolking, zodat de Bisschop van Utrecht het bevel gaf om landbouwgrond te maken van het veenmoeras in dit gebied. Vanaf de rivieroevers werd het moeras systematisch in langgerekte percelen verdeeld. Op de kop kwam een boerderij te staan. Zo ontstond de typische lintbebouwing. Tegenwoordig gebruiken melkveehouders de omringende polders voor hun bedrijfsvoering. Ook zijn ze actief met weidevogelbescherming.
De Hollandse Kade is aangelegd om ontginningen te begrenzen en water uit andere polders te weren. Langs de kade aangeplante geriefbosjes leverden brandhout en stelen voor gereedschap. De waterkering is nu vooral geliefd als fiets- en wandelpad. Vogels en kleine zoogdieren vinden er een waardevolle nest- en schuilplaats. Aan de zuidzijde van
de kade ligt polder Klein Houtdijk, aan de noordzijde polder Teckop. Deze laatste polder is een restontginning, wat goed te zien is aan haar onregelmatige percelen.
De veengronden van beide polders zijn alleen geschikt voor grasland. Naast koeien vertoeven weidevogels er graag. Elk voorjaar komen in de polders veel grutto’s, tureluurs en kieviten broeden. Ze worden beschermd door de boeren, die nestbeschermers plaatsen en sommige graslanden zelfs later maaien. Het gras wordt jaarlijks meerdere keren gemaaid om ook in de wintermaanden voedsel voor de koeien te hebben. Als het vee ’s winters op stal staat, zijn op de veenweiden vaak smienten en wilde zwanen te zien.