De West-Vlisterdijk en de Franse Kade
Hoewel op veel afbeeldingen van de Oude Hollandse Waterlinie staat aangegeven dat de Krimpenerwaard daar onderdeel van uitmaakt, is dat maar zeer ten dele het geval. Alleen een klein stuk ten westen van Schoonhoven tot aan den Hem werd onder water gezet. Om dat te bereiken werd eind juni 1672 een kade aangelegd van de Hem tot aan de Koeneschans, destijds de ’Nieuwe kade’ genoemd. Het meest noordelijk deel heet nu de Franse kade. Die naamgeving dateert waarschijnlijk uit 1794 toen de Fransen weer ons land binnenvielen en die kade met hetzelfde doel weer werd aangelegd.
De West-Vlisterdijk en de Nieuwe kade kregen op die wijze de functie van keerkade aan de achterzijde van de waterlinie om de rest van de Krimpenerwaard voor overstroming te behoeden. Dat was bepaald niet denkbeeldig omdat de dijken waren doorgestoken en het waterpeil dus niet meer beheersbaar was. In het najaar van 1672 waren de gaten weliswaar provisorisch gedicht, maar er moest rekening mee worden gehouden dat ze in geval van nood weer geopend moesten worden.
Op 8 oktober ging er een bevel uit van dijkgraaf en hoogheemraden om op last van stadhouder Willem III om mannen te leveren om die keerkade te verhogen. Maar dat zou veel geld kosten dat door de inwoners van de waard opgebracht zou moeten worden. Een deel van de ambachten in de waard zegde toe mannen te zullen sturen, maar een ander deel piekerde daar niet over.
Uit een brief van 25 mei 1673 van dijkgraaf en hoogheemraden aan de stadhouder blijkt dat die verhoging tot hun leedwezen niet is doorgegaan door de ‘difficulteiten’ door de inwoners van de waard opgeworpen en het toen heersende slechte weer.
De oorlogssituatie in april 1673 zorgde ervoor om de ‘doorsnijdingen’ van de dijken weer te heropenen. Weer werden de ambachten opgeroepen om de keerkade aanzienlijk te verhogen en weer kwamen ze daartegen in het geweer middels een rekwest aan de prins:
- de aanleg zou enorme kosten met zich meebrengen, die de inwoners van de waard niet konden opbrengen.
- veel woningen en boerenhoeven zouden afgebroken moeten worden.
Aangezien de stadhouder bleef aandringen op die verhoging, werd op 15 mei 1673 toch aanbesteed en wel voor een bedrag van zo’n fl. 40.000,-, waarbij nog geen rekening was gehouden met de kosten van afbraak van hoeven en woningen.
De noodzaak van die verhoging bleek al een paar dagen later, toen door de noordwestenwind veel water door de gaten bij Willige Langerak naar binnen stroomde, zodat het waterniveau snel begon te stijgen. Dat was voor de graaf van Nassau van de cavalerie aanleiding dijkgraaf en hoogheemraden op te dragen de gaten weer te stoppen om een mogelijke overstroming van de Krimpenerwaard te voorkomen.
Wel stelde de prins daarna dat als het ophogen van de kade alsnog nodig zou blijken, de kosten bij hoefslag (ponds-pondsgewijs) ten laste van de waard zouden worden gebracht en de ambachten die weigerden, hiertoe door de sterke hand zouden worden gedwongen.
Hiermee kwam er een eind aan deze controverse en werd de West-Vlisterdijk niet opgehoogd.