Het Doelengebouw
Schutters in oorlogstijd
„Schutters hebben eeuwenlang een belangrijke rol in de stad gespeeld. Zeker in 1672 en 1673. Ze vormden een gilde dat onder meer de orde in de stad moest bewaren bij bijvoorbeeld oproer, brand en hoog bezoek. In het Rampjaar was dit hard nodig.
Woedende boeren bestormden dat jaar het stadhuis, en prins Willem III bezocht de stad. Verder moesten ze de stad verdedigen bij een aanval van buitenaf. In 1672 scheelde het weinig, of de Fransen hadden voor de stad gelegen.
Poorters (burgers van ommuurde steden met stadsrechten) tussen de 16 en 60 jaar waren verplicht om, als ze hiervoor een oproep kregen, dienst te nemen in de schutterij. Nu had je ook veel arme sloebers in de stad, maar die wilde het stadsbestuur er liever niet bij hebben. Zo’n schutterij moest loyaal zijn aan de magistraat (te vergelijken met het college van burgemeesters en wethouders), en met armelui was het maar de vraag of ze dat waren: de afstand tussen arm en rijk was erg groot in die tijd. Wie lid van de schutterij werd, moest daarom zelf zijn spullen betalen. Zo bleef de schutterij vrij van het klootjesvolk, want dat had hier het geld niet voor. Je kreeg bovendien niets voor deze taak betaald. De schutterij gaf je wel aanzien: bij evenementen stapte je in een mooi pak rond. Bovendien bouwde je een netwerk op in de bovenlaag van de bevolking.
Zwammerdam
Normaal bestond de schutterij in Gouda uit zo’n 400 man. Uit elke wijk van de stad 100 man. Elke wijk vormde een eigen vendel, later compagnie genoemd, met zijn eigen kleur: oranje, rood, wit of blauw. In het rampjaar liet de stad de schutterij als een razende uitbreiden. Vreemd genoeg gebeurde dit pas in december 1672, terwijl de Fransen al aan het begin van dat jaar de Republiek bedreigden. Eerst moesten er 200 mannen extra bij komen; en de maand erop besloot het stadsbestuur zelfs om nog 600 man extra op te roepen. Dat gebeurde nadat de Fransen in december korte tijd de bevroren waterlinie hadden kunnen oversteken. Ze hebben toen in Bodegraven en Zwammerdam huisgehouden. De Fransen waren wel erg dichtbij gekomen. Een volgende keer zou Gouda misschien aan de beurt komen.
Verwaarloosd
Gouda had trouwens grote moeite om al die extra schutters te bewapenen: kruit, kogels en musketten waren bijna niet meer te krijgen. Bovendien waren de stadswallen al tientallen jaren verwaarloosd: het onderhoud ervan kostte veel geld. Het is van alle tijden dat regeringen in vredestijd op de kosten van een goede verdediging besparen. Maar als er oorlog komt, ben je te laat om zoiets nog te verhelpen; dat bleek toen ook.
In april 1672 kreeg Gouda van de Staten van Holland en Friesland de opdracht om mannen aan het Staatse leger te leveren. Gouda moest twee compagnieën leveren, in totaal 325 man. De ene compagnie belandde in de Betuwe, de andere in fort Crèvecoeur bij ’s-Hertogenbosch. Geloof maar dat mensen hieronder geleden hebben: gezinnen zaten maanden zonder man in huis, terwijl er amper contactmogelijkheden waren. En je maar moest afwachten wanneer ze weer naar huis konden komen. Gelukkig kregen ze wel soldij – zolang daar geld voor was, tenminste.
Schietbaan
Het huidige Doelengebouw dateert trouwens van 1762. Sinds 1514 stond hier wel een ander Doelengebouw. De schutterij gebruikte het voor bijeenkomsten. Op de eerste verdieping bevond zich een zaal met schilderijen van de schutters. Een bekend schuttersstuk, van Ferdinand Bol, hangt nu nog in Museum Gouda. Achter het gebouw oefende de schutterij op een schietbaan. Die liep hiervandaan tot vlak bij de huidige Lem Dulstraat, zo’n 200 meter erachter.
Schutterijen werd in 1795 opgedoekt. Dit gebeurde bij de oprichting van de Bataafse Republiek, waarbij Nederland een vazalstaat van Frankrijk werd. Daarna huisde hier in het gebouw een kazerne van het Nederlandse leger, en nog later zaten er verschillende scholen in. Nu zitten er kantoren en woningen in. In 1981 was het nog bijna gesloopt, maar mede dankzij de inzet van de vereniging Behoud Stadsschoon Gouda heeft de Raad van State hier gelukkig een stokje voor gestoken.”
Verteld door Ton Wools, secretaris van het Goudse Gidsen Gilde.
Dit verhaal is geschreven door Dick den Braber voor het project Gouda Vestingstad van het Historisch Platform Gouda ism Stichtingen Oude Hollandse Waterlinie en Struinen en Vorsen. Dit verhaal mag gepubliceerd worden, mits er een verwijzing en (indien dit digitaal gebeurt) een koppeling naar de bron en het volledige verhaal bij komt te staan.