Het ware gezicht van het rampjaar 1672
Hier in Hekendorp hielden we droge voeten bij de Oude Hollandse Waterlinie. Onze boerderij stond net aan de goede kant. Op de dijk zag je naar Gouda één grote watervlakte om de Fransen tegen te houden. Het was oorlog en ons land werd aangevallen door de Fransen, Engelsen en twee bisschoppen. Ik had een vrouw en drie kinderen. Onze boerderij was één van de mooiste in Hekendorp. Mijn vader en voorouders hadden die met godsvrucht, hardwerken en spaarzaamheid opgebouwd. Dat alles ging in één dag verloren door de oorlog.
We konden de Fransen in begin tegenhouden door al dat water. Maar toen begon het te vriezen en toen trokken ze naar Den Haag. Maar al snel begon het dooien en moesten ze noodgedwongen weer terug. En dat moesten de mensen in Zwammerdam, Bodegraven en ook in Hekendorp betalen met moord, doodslag, plundering, verkrachting en complete verwoesting van onze huizen en boerderijen.
Ik ging, zodra ik hoorde van de oorlog, elke avond naar de dijk om te kijken of ze zouden komen. Er kwamen op een zeker moment veel mensen langs op de vlucht voor de vijand en ze vertelden ons gruwelijke verhalen. De angst greep ons om het hart. Moesten we vluchten en alles achter laten? Mijn prachtige koeien die toch elke dag gemolken moesten worden en dan mijn varkens, kippen en andere beesten. Die kon ik toch niet alleen laten. Ik kwam er niet uit en kon er niet van slapen. Ik vroeg het mijn vrouw en we zeiden tegen elkaar. Wij blijven! Misschien valt het mee. We zoeken een schuilplaats waar we goed verborgen zijn voor de vijand. En dat deden we. We hadden achter de boerderij aan de Wierike en groot wilgenbos omgeven door een grote rietkraag. En dat bos stond onder water. Zo goed en zo kwaad als het kon maakten we daar een schuilhut op palen om ook bij hoge waterstand daar te kunnen blijven. We brachten daar alle kazen die we hadden naar toe en zuurkool stukken spek, winterwortelen en reuzel naar toe. Veel schapenwol en vachten om warm te kunnen slapen. Ik zei tegen iedereen om een pakket te maken dat je zo me kon meenemen als het zover zou zijn. Zo zouden we, dachten we de oorlog te kunnen overleven.
Maar er gebeurde niets en we hoopten dat we misschien de dans zouden ontspringen. We baden elke dag tot God om ons te sparen. Ik ging elke dag een aantal keren naar de dijk en tuurde in de verte. En toen zag ik ze. Eerst een paar stipjes, maar even later heel duidelijk. Hun uniformen en blinkende bajonetten. Het waren er honderden. Ik hoorden schoten, hoorde mensen gillen en schreeuwen en zag rookpluimen opstijgen van boerderijen die brand waren gestoken.
Ik rende naar beneden naar de boerderij en schreeuwde “de Fransen komen eraan!! Vooruit schiet op”. Iedereen liep te rennen door elkaar, maar al gauw liepen we met de kinderen op onze arm zo snel als mogelijk naar de schouw, waarmee we naar het wilgenbos bij de Wierike voeren. We konden er niet allemaal in. Mijn knecht, mijn zoon en ik trokken onze kleren uit en moesten tot ons middel in het water om de schouw voort te duwen. Het ijskoude water trok tot aan je botten. Maar gelukkig konden we tijdig en ongezien wegkomen.
Ik ging nog terug om de stallen en hokken open te zetten, zodat de dieren zouden kunnen vluchten. Toen zag ik op de dijk een jonge vrouw aan komen rennen. Ze rende voor haar leven want op grote afstand achtervolgde een soldaat haar. Zo nu en schoot hij op haar, maar zij werd niet geraakt. Ze kwam naar onze boerderij het erf oprennen en schreeuwde om hulp. Ik trok haar snel de schuur in en legde mijn hand over mond. Het was Janneke de dochter van de boer verder op. Stil zei ik. Inmiddels was de soldaat het erf op gekomen en trapte alle deuren open. Hij schreeuwde voortdurend in een taal die ik niet kon verstaan. Ik pakte een dikke stok, deed de deur open en ging achter de muur van de stal staan. Daar kwam hij. Zodra hij zijn hoofd voorbij de muur stak sloeg ik met al mijn kracht toe. Geheel geluidloos zakte hij in elkaar. Ik rende de stal in en greep Janneke bij haar hand. Kom mee schreeuwde ik. Ik keek om naar de soldaat. Hij bewoog niet meer en er stroomde bloed uit zijn hoofd. Had ik hem vermoord? Ik pakte hem bij zijn armen en sleepte hem naar de deel van de boerderij en verborg het lichaam achter de planken onder de bedstede. Zo snel als we konden vluchten snel door het water naar de schuilplaats in het wilgenbos, waar mijn vrouw en kinderen radeloos van angst op mij stonden te wachten. Gelukkig had niemand ons gezien.
En toen was het afwachten. Al snel kwamen de eerste soldaten het erf op. Even later hoorde ik geweerschoten en gegil van varkens. Daarna hoorde ik het geluid van bijlslagen en gekraak van hout. Er werden vuurtje gestookt en al snel hoorde ik opgewonden stemmen, trompet muziek, gelach en geschreeuw van de soldaten. Ze hadden het zo druk dat ze ons niet zagen. Ze bleven twee dagen en telkens hoorden we koeien loeien en varkens in stervensnood gillen. Het was of er nooit een einde aan zou komen. ’s Nachts sliepen we dicht tegen elkaar onder schapenvachten, en stro om maar warm te blijven. Voor iedereen was het een beproeving, maar vooral voor de kinderen die gingen huilen. Dat mocht absoluut niet gebeuren en daarom gaf mijn vrouw ze brandewijn op suiker om ze kalmeren. Nog nooit in ons leven hadden we zo moeten leven.
Op de derde dag kwamen er soldaten over de dijk aan marcheren. Keurig in het gelid, hun geweer over de schouder. Zij werden begeleid door officieren te paard. Er werden bevelen geschreeuwd en al snel verlieten de soldaten het erf. De laatste gooide echter nog een smeulend stuk op het dak. Al snel vatte het rieten dak vlam en binnen een oogwenk stond de boerderij in vuur en vlam. Ik kon niet anders dan met mijn vrouw machteloos toekijken. We huilden beiden.
Toen het stil werd gingen we naar de boerderij. Er was niets meer van over, dan wat smeulende planken en balken. Er was nog één koe en paar kippen in leven. Ons levenswerk was geheel in rook opgegaan. Maar de oorlog had ook mij veranderd in een moordenaar dacht ik. De oorlog verandert de mens in een monster.
Gelukkig hadden wij het er levend van af gebracht. We hoorden later dat er velen waren vermoord. God was ons genadig geweest. Mijn zoon trouwde met Janneke en zij gingen aan de slag met de opbouw van de boerderij. Dat zou nog jaren duren.
Verhaal Aarnout Rolloos - Verteldag Hollandse Waterlinie