Historie van Bodegraven
Bij Oud Bodegrave (dicht bij het huidige Bodegraven) stond al in de eerste eeuw na Christus een Romeins bouwwerk. Vermoedelijk was het een wachtpost bij de Rijn langs de weg tussen Nigrum Pullum (Zwammerdam) en Laurum (Woerden). Na het einde van de Romeinse aanwezigheid was er pas weer tegen de negende eeuw sprake van bewoning in dit gebied. Tot 1296 werd Bodegraven betwist tussen de bisschop van Utrecht en de graaf van Holland. Pas daarna behoorden Bodegraven en het grootste deel van het nabijgelegen dorp Mije (Meije) definitief tot het graafschap Holland. Wel was de rechtspraak in Bodegraven nog lange tijd in handen van de (voorheen eveneens Utrechtse) baljuw van Woerden.
Oorlogsgeweld
De bevolking van Bodegraven, die voornamelijk landbouw en veeteelt bedreef, kreeg in de loop der tijd te maken met krijgsgeweld en grote branden in 1489 en 1507. In 1672 trokken de invallende Franse legers van Lodewijk XIV tussen Bodegraven en Nieuwerbrug de (dichtgevroren) Hollandse waterlinie over. Ze verwoestten het dorp volledig.
Brand en herstel
Na 1672 werd het dorp weer herbouwd. Dankzij veeteelt en kaasmakerij kwam het dorp opnieuw tot welstand. In 1870 echter legde een brand, ontstaan in een bakkerij, opnieuw het hele dorp in de as. Dankzij grote hulpacties uit onder meer Gouda en Leiden werd Bodegraven binnen een paar jaar voor de tweede keer volledig herbouwd.
Twintigste eeuw
In de vroege twintigste eeuw had Bodegraven te maken met een grote militaire aanwezigheid dankzij het nabijgelegen fort Wierickerschans. Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren hier buitenlandse officieren geïnterneerd. Later, na de Duitse inval in 1940, was er een munitiedepot gevestigd. Na de oorlog werden er plannen gemaakt om van Bodegraven een geheel nieuwe stad te maken van 300.000 inwoners. Deze plannen vonden echter geen doorgang. Tegenwoordig heeft Bodegraven, inclusief Meije, zo’n 19.000 inwoners. Sinds 2011 is Bodegraven onderdeel van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
www.geschiedenisvanzuidholland.nl