Kerkhof Sint-Janskerk

door Dick den Braber - Coretta Bakker
13 november 2018

Heel gewone mensen

„Over de grote gebeurtenissen en daden van belangrijke mensen rond 1672 vertellen anderen op deze verhalenroute veel. Maar wat merkten de gewone mensen van de gebeurtenissen?

Dat kun je lastig achterhalen. De meesten komen niet voor in de verhalen. Zij waren niet rijk of machtig, en deden geen bijzondere daden die in archieven vermeld staan. Toch heb ik er wel wat dingen over ontdekt.

Hoe onopvallend mensen ook geleefd hebben, van iedereen geldt dat hij ooit geboren en ooit gestorven is. Die exacte momenten legde niemand in die tijd nog vast, maar wel ieders doop en begrafenis. De doop vond in de kerk plaats, de begrafenis hier op het kerkhof. Tenzij je rijk was, dan kocht je een plaatsje in de kerk.

Die gebeurtenissen heeft de Sint-Janskerk al die eeuwen door bijgehouden. Ik heb die boeken eens onderzocht om te bekijken wat mij in en rond 1672 opviel. Zo’n onderzoek brengt je dicht bij de mensen uit het verleden. Veel namen zoals Zwaantje, Zoetje of Lijntje hoor je nooit meer, maar Arie, Piet en Jan komen nog wel voor. Aardig is dat al deze mensen de dezelfde kerk als wij hebben gekend: de Sint Jan staat hier tenslotte nog steeds.

Leger
In doopboeken vermeldde de scriba van de kerk de naam van de dopeling en wie erbij aanwezig waren. In 1672 zie je vaak bij die namen de vermelding dat de ouders niet uit Gouda zelf komen, maar bijvoorbeeld uit Moordrecht of de Krimpenerwaard. Blijkbaar trokken mensen in die tijd naar de stad, waar ze veilig hoopten te zijn als de Fransen kwamen.

Bij kinderen uit de stad zelf valt iets anders op: de vader kon vaak niet de doop niet bijwonen. De Heilige Doop kreeg elk kind binnen enkele dagen na zijn geboorte, meestal enkel in het bijzijn van de vader en doopgetuigen. De moeder lag nog in het kraambed.

De keren dat ook de vader er niet bij kon zijn, kun je normaal in die tijd op één hand tellen. Maar vanaf augustus 1672  tot augustus 1673 staat bij bijna één van de drie kinderen enkel de naam van de doopgetuigen. Achter de naam van de vader staat: absent. Als reden staat er vaak achter: soldaat, of soldaat op zee. Veel Goudse mannen dienden blijkbaar in het Staatse leger. Daar kun je ook wat over teruglezen in het verhaal bij het Doelengebouw, over de schutterij.

Verdriet
De begrafenisboeken zijn veel beknopter dan de doopboeken. Eigenlijk hield de kerk ze enkel om administratieve redenen bij: de kerkvoogd vermeldde erin wie was overleden, en of nabestaanden grafrechten en de kosten voor het klokluiden hadden betaald. Voor zo’n begrafenis was vroeger minder aandacht dan nu. Rijke mensen werden met enige ceremonie in de kerk begraven, maar arme mensen lagen op deze plek. Grafstenen waren er niet bij: de lijken werden gewoon in de grond opgestapeld en eens in de zoveel tijd geruimd.

Toch kun je uit de grafboeken meerdere dingen afleiden. Ten eerste dat het jaar 1672 dan wel als het rampjaar bekend staat, maar dat voor Gouda eigenlijk 1673 pas een rampjaar was. Voor en na dat jaar vullen de overleden mensen per maand hooguit een halve pagina. Vanaf december 1672 zie je die aantallen maandelijks stijgen tot wel drie à vier volle pagina’s per maand. Dat duurt tot september 1673. Over de oorzaak kun je in het verhaal bij het Catherina Gasthuis lezen. Dat verhaal richt zich vooral op de soldaten, maar door de namen in de grafboeken zie je dat ook de bevolking hieraan geleden heeft. Mensen moeten veel verdriet te verwerken hebben gehad.

Veilig
Achter de namen van overleden mensen staat in die tijd regelmatig de opmerking gevlucht. Waarvandaan ze kwamen kun je er niet uit aflezen: ze kunnen uit de nabije regio hierheen zijn gekomen, maar ook vanuit Oost-Nederland, toen de Fransen ons land daarvandaan introkken. Gouda lag tenslotte dicht achter de waterlinie. In elk geval hadden ze hier een veilig heenkomen gezocht, om vervolgens in een overvolle stad tijdens een epidemie te overlijden.”

Verteld door Coretta Bakker-Wijbrans, adjunct-directeur van het Streekarchief Midden-Holland

Dit verhaal is geschreven door Dick den Braber voor het project Gouda Vestingstad van het Historisch Platform Gouda ism Stichtingen Oude Hollandse Waterlinie en Struinen en Vorsen. Dit verhaal mag gepubliceerd worden, mits er een verwijzing en (indien dit digitaal gebeurt) een koppeling naar de bron en het volledige verhaal bij komt te staan.

Bekijk ook…

Meer op deze site over: