Pas op voor de Nieuwkoopsche poel

Auteur Loek Hekses
door Loek Hekses
20 december 2018

Aan het einde van de 18de eeuw was er nog geen Polder Nieuwkoop: er was slechts water. De Nieuwkoopsche Poel, want dat was destijds de naam van de waterplas, was ontstaan door tientallen jaren van intensieve turfwinning. De turfwinning was niet alleen intensief, zij was in menig opzicht ook nog ‘ns strijdig met de vele voorschriften die de Staten van Holland uit veiligheidsoverwegingen wel degelijk hadden afgekondigd.

De vervening van het immense gebied tussen Nieuwkoop, Zevenhoven, Nieuwveen en Aarlanderveen – het achtervoegsel ‘veen’ behoeft in dit verband geen nadere uitleg – leverde uiteindelijk twee grote waterplassen op, die slechts door een smal dijkje van elkaar waren gescheiden. De ambachten die aan de plassen grensden, wapenden zich rond 1660 tegen het dreigende gevaar van wateroverlast door de aanleg van een dijk.

Die dijk hield nog geen eeuw stand, want een groot deel ervan, nabij Aarlanderveen, werd in 1736 door een vliegende storm weggeslagen. Het land werd aan het water prijsgegeven, want een eind verderop, landinwaarts, werd een nieuwe dijk aangelegd.

Maar er ging meer land verloren: de voormalige heerlijkheid Schoot, tussen Nieuwveen en Nieuwkoop, midden in de huidige polder, verdween volledig bij nieuw noodweer.

De dreiging werd in de jaren erna steeds groter, ook al omdat het onderhoud van de dijken sterk achterbleef bij wat toen al als hoogstnoodzakelijk werd beschouwd. Het besluit in 1775 van het toenmalige polderbestuur om de oude ringdijk te vernieuwen, kon in de ogen van de Staten van Holland maar nauwelijks op veel bijval rekenen: er moest veel meer gebeuren om de groeiende onrust in te dammen.

Twee jaar eerder, in 1773, hadden de schouten van Nieuwkoop, Nieuwveen, Zevenhoven, Aarlanderveen, Ter Aar en Vrijhoeve al een verzoek aan de staten van Holland gedaan om de Nieuwkoopsche Poel en de aangrenzende Zevenhovensche Plas droog te laten maken. Wegens geldgebrek kon dat verzoek niet worden ingewilligd.

In 1789 werd het besluit uitgevaardigd om de Gecombineerde Nieuwkoopsche Plas – groot 2740 hectare – en de Plas van Zevenhoven – groot 1870 hectare – in te polderen. Maar opnieuw kwam het wegens geldgebrek niet tot uitvoering. Een nieuw besluit, genomen in 1796, mobiliseerde nog meer voorstanders van inpoldering en genereerde tenslotte ook de benodigde gelden. De vrees van een doorbraak van de dijk rond de Haarlemmermeer hielp in de toenmalige besluitvorming.

Op 1 juli 1799, in de tijd dus van de Franse overheersing, werd een begin gemaakt met de drooglegging. De inpoldering werd met grote voortvarendheid ter hand genomen. Plaatselijke en gewestelijke heemraden en ambachtsbesturen speelden nauwelijks nog een rol in de uitvoering van het megaproject. De opbrengsten van de verkoop van de gronden in de nieuwe polder zouden de forse uitgaven die met de inpoldering gepaard gingen – bijna een half miljoen huidige euro’s (!) – overigens in belangrijke mate dekken.

Het betrof overigens een gedeeltelijke droogmaking van de Nieuwkoopsche Poel van destijds, want de huidige Nieuwkoopse Plassen, ook ontstaan door vervening, werden buiten het project gehouden. Inmiddels vormen de plassen een recreatiegebied van onschatbare waarde.

Auteur Loek Hekses
©2016 Niets van deze tekst mag geheel of gedeeltelijk vermenigvuldigd of gepubliceerd worden zonder toestemming van de auteur.

Bekijk ook…

Meer op deze site over: