Quam Parva Nulli Cedo
Langs de Oukoopse Dijk ligt in een bocht de statige boerderij Wiltenburg met een voornaam toegangshek. Waar de naam Wiltenburg vandaan komt is niet geheel duidelijk, mogelijk van Wiburg (burcht, versterking).
Een uit hout gesneden sierstuk bekroont letterlijk en figuurlijk het toegangshek. Een gekroond wapenschild (Franse lelie) geflankeerd door twee omziende leeuwen met de spreuk ‘Quam Parva Nulli Cedo’ hetgeen betekent: ‘Hoe klein ook, ik wijk voor niets’. De spreuk slaat op de toenmalige eigenaar van Wiltenburg in 1753, Jan Cordelois, een geslepen jurist uit Rotterdam met de Franse lelie in zijn familiewapen. Hij ontdekt enkele oude rechten van de hoeve die al in de 12e eeuw bestond in het grensgebied, mogelijk als versterkte toren, een zogenaamde ‘motte’.
De ronde slotgracht van de motte is nog aanwezig (motte komt mogelijk van het Franse woord montagne wat berg betekent, verwijzend naar de geringe ophoging in het veld).
Cordelois noemt zich vrijheer van Wiltenburg en ziet kans met zijn vrijstaat de belastingen te ontduiken. Er komt een eigen rechtspraak, er wordt een schout en baljuw benoemd en zelfs een galg wordt opgericht. Deze zou nooit gebruikt zijn, wel zou ooit een pachtboer na het stelen van twee koebeesten veroordeeld en verbannen zijn. In 1820 komt er een eind aan het vrijstaatje en verliest Wiltenburg zijn rechten en heerlijkheden.
Bron: routeboekje Tureluren en Flierefluiten in het Groene Hart, auteur Pim Steenbergen, tekeningen Hans Ringers. Uitgever: stichting Struinen en Vorsen.
©2015 Niets van deze tekst mag geheel of gedeeltelijk vermenigvuldigd of gepubliceerd worden zonder toestemming van de uitgever en auteur.