Vloedstoep
Om een juist historisch beeld te krijgen, moet u zich verplaatsen in een andere situatie dan nu. De dijken waren meters lager en smaller dan de huidige en onverhard. Bij overstromingen bleef het achterland soms jaren moerassig of onder water staan, omdat er geen mogelijkheden waren het water weg te krijgen.
In de 17e en 18e eeuw braken de dijken zo’n 30 keer. Overstromingen werden vernoemd naar de kerkelijke heiligenkalender, omdat Utrecht en Holland verschillende tijdsaanduidingen hanteerden. De Juliaanse en Gregoriaanse kalenders verschilden namelijk wel 12 dagen van elkaar. Door de watersnood-ramp van 1953 zijn oudere en grotere rampen naar de achtergrond verdwenen. Zo was er de Elisabethvloed (19 november 1421) met 2000 doden en de Kerstvloed (25 december 1717) 14.000 doden, maar aan kop staat de Allerheiligenvloed (1 november 1570), toen ook de dijk bij Jaarsveld bezweek en het hele kustgebied van Vlaanderen tot Groningen overstroomde: 20.000 doden.
Er was gewaarschuwd voor “seer uytnemende hooghe vloet”, maar het water was sneller dan de gebrekkige communicatie.
Vaak was ook ijsgang in de veel strengere winters de oorzaak van dijkdoorbraken. Vooral door stroming in bochten kon het kruiende ijs zich opwerpen tot dammen, waarachter het water opstuwde. In 1757 probeerde men zelfs vergeefs een ijsdam op te blazen met buskruit en kanonnen.
De bevolking van de Lopikerwaard had zich aan de voortdurende overstromingen aangepast. Zo is nog bij veel boerderijen een vloedstoep zichtbaar, die toegang geeft tot een verhoogde vloer. Ook waren er vloedschuren en versterkte zolders aanwezig, om de koeien op “Lekhoogte” te brengen.
Bron: routeboekje Tureluren en Flierefluiten in het Groene Hart, auteur Pim Steenbergen, tekeningen Hans Ringers. Uitgever: stichting Struinen en Vorsen.
©2015 Niets van deze tekst mag geheel of gedeeltelijk vermenigvuldigd of gepubliceerd worden zonder toestemming van de uitgever en auteur.